Willem-Jan de Wit
Een haan in de kerk
Rantepao, zondag 16 juni 2024. “De haan kraait dat de dag begint, | het licht het duister overwint. | Christus spreekt in het hart ons aan | om tot het leven op te staan” (Liedboek voor de Kerken, gezang 371).
Voor een college Oudchristelijk Grieks en Latijn heb ik ooit alle honderd versregels van dit beroemde ochtendlied van Prudentius in het Latijn gelezen. Hier in Torajaland in Indonesië heb ik in een paar dagen tijd inmiddels ook al wel honderd keer een haan horen kraaien en is het lied regelmatig in mijn gedachten gekomen.
Maar alles went. Wanneer ik deze ochtend om drie voor vijf wakker word, is het niet vanwege hanengekraai maar vanwege een soort klokgeluid dat van de nabijgelegen kerk komt. Heb ik mij vergist en begint de vroegdienst niet om zes maar al om vijf uur? Ik schiet in mijn kleren en sta één over vijf bij de kerk. Maar die zie ik nog slechts een koster die de vloer aanveegt en een dominee die mij uitlegt dat dit pas de eerste bel was en dat er nog een tweede en een derde zullen volgen. Ik besluit terug te keren naar mijn kamer om nog even een half uur te rusten maar word vervolgens om vijf over zes gewekt door de gemeentezang die vanuit de kerk klinkt. Een paar minuten later schuif ik alsnog een bank in.
"Naar ik mij laat vertellen sluit aandacht voor ‘het juiste uitvoeren van het ritueel’ goed aan bij de traditionele religieuze belevingswereld van de Torajacultuur."
De dienst is niet in het Bahasa Indonesia – de Indonesische standaardtaal – maar in het Toraja, een taal die niet alleen voor mij maar ook voor Google Translate onbekend is. Snel een foto schieten van de liedteksten op het projectiescherm om een automatische vertaling te krijgen levert in deze dienst niets op. Maar ik ben onder de indruk van de muzikale kwaliteit van het jongerenkoor en van het kinderkoor. Als slotzang zingt de gemeente Psalm 103 in het Toraja maar op de vertrouwde Geneefse melodie van “Loof, loof den HEER’, mijn ziel, met alle krachten” (oude berijming) en “Zegen, mijn ziel, de grote naam des HEREN” (nieuwe berijming).
Hanen
Na de vroegdienst van zes uur is er in de Torajakerken om negen uur de hoofddienst. Deze maak ik mee in een gemeente die tien minuten lopen verderop samenkomt, in een jaren-dertig-gebouw dat de oudste kerk van Torajaland is. Het pand is eigenlijk te klein en daarom wordt op de grond ernaast aan een nieuwe kerk gebouwd. Zoals in veel Indonesische kerken is de dienst behoorlijk ‘liturgisch’: beginnen in Egypte protestantse kerkdiensten gewoonlijk met een half uur zingen, hier wordt een gedetailleerde orde van dienst gevolgd die aanvangt met de intocht van predikant, ouderlingen en diakenen, allen getooid met de liturgische kleur van het jaar, en het plechtig binnendragen van de Bijbel. Naar ik mij laat vertellen sluit aandacht voor ‘het juiste uitvoeren van het ritueel’ goed aan bij de traditionele religieuze belevingswereld van de Torajacultuur.
De hanen horen hier ook echt bij de cultuur, evenals de buffels die op een beroemde markt in Rantepao worden verhandeld en onder andere tijdens grote begrafenisceremonies (vaak in de zomer na iemands overlijden, soms één of meer jaar later als er eerst moet worden gespaard) worden geslacht. Hanen- en buffelstierengevechten zijn populair. De kerk kijkt daar kritisch naar, vooral omdat er bij die gevechten om behoorlijke geldbedragen wordt gewed. Naar ik begreep is GZB-zendeling Van de Loosdrecht (over wie ik de vorige keer schreef) hier in 1917 om het leven gebracht omdat hij, evenals het Nederlandse koloniale bestuur, zich tegen zulke gokpraktijken keerde. Van de Loosdrecht mag dan inmiddels als volksheld worden geëerd, het wedden bij hanengevechten is nog steeds niet uitgestorven.
De kritiek van de kerk op de gevechten gaat echter niet zover dat de haan zelf in de ban is gedaan. Integendeel. “Daar kraait een haan, een goed bericht”: nadat we deze morgen in de dienst bij de collecte zijn aangekomen – keurig verdeeld in vier verschillende zakken –, wordt opeens een levende haan de kerk binnengebracht. Vlot wordt hij bij opbod verkocht. De opbrengst van de vogel komt ten goede van de bouw van de nieuwe kerk. Vervolgens volgt nog een haan, die ook voor een mooi bedrag van eigenaar wisselt. Dan gaat de dienst verder volgens het vaste ritueel, alsof er niets bijzonders is gebeurd.
Ondertussen blijft in mij het lied van Prudentius doorzingen. Het zou wat aanmatigend zijn te denken dat ik in één week de Toraja-cultuur kan doorgronden. Laat staan dat ik de kerk zou kunnen voorschrijven wat ze in deze culturele context wel of niet moet doen. Maar toch één tip: mocht het nog niet zijn gebeurd, laat dan iemand eens de hanenhymne van Prudentius in het Bahasa Indonesia of de Torajataal vertalen.
Misschien brengt dit verhaal u als lezer op het idee om ook eens een haan mee te nemen naar de kerk als extra bijdrage aan de collecte. Maar laten we als kerk in elk geval de roep van de haan gehoor geven “om tot het leven op te staan.” Wellicht is het tijd om het lied van de haan (weer) eens te zingen, in de oude versie waarmee ik deze bijdrage begon of in die van het nieuwe liedboek (gezang 205): “Daar kraait een haan, een goed bericht: | weldra verschijnt het eerste licht. | Hij wekt ons op, geeft goede moed, | ’t is Christus die ten leven roept.”
Dit verhaal verscheen eerder in de rubriek 'Standplaats' in het Friesch Dagblad.
Meer lezen over het werk van Willem-Jan?
Willem-Jan de Wit is werkzaam als docent Oude Testament en systematische theologie aan het Evangelical Theological Seminary in Cairo (ETSC). Dit seminarie leidt jongemannen op tot predikant voor de Presbyteriaanse Kerk in Egypte en trekt daarnaast honderden deeltijdstudenten uit de verschillende kerken in Egypte en de Arabische wereld die een goede theologische opleiding zoeken voor persoonlijke vorming of ter ondersteuning van hun taak/ambt in de kerk als ouderling, jeugdleider, etc. of om zich voor te bereiden om in de toekomst zelf docent te worden.