Rik en Caroline Mager
De bodemloze put
De wortel van armoede is de gebrokenheid van de wereld. Dat was de conclusie van onze vorige blog. Maar daarmee zijn we er nog niet. Want hoe kunnen we dan omgaan met deze armoede? En wat is onze taak als Christenen?
In Deuteronomium 15 geeft God aanwijzingen voor hoe we met armen om moeten gaan. In vers 4-5 is er een sterke belofte: er hoeft helemaal geen armoede te zijn, als Israël zich aan de geboden houdt. Maar in vers 11 staat ook dat de realiteit is, dat we altijd armen om ons heen zullen hebben. En dat we onze handen wijd open moeten doen voor hen.
Jarenlang hebben we gegeven. Kilo’s spullen en kleding zijn over de hele wereld gevlogen en uitgedeeld. Soms ontstaan naar aanleiding daarvan grappige situaties. Ik hoorde eens over een kerk die hoedjes had ingezameld voor de dames ergens in het huidige West Papoea. Zo konden de dames daar ook met bedekt hoofd de eredienst bijwonen. Vervolgens kreeg de kerk een foto van de hoedjes terug als dank. Alleen hadden niet de vrouwen, maar de mannen de hoedjes op hun hoofd!
Dit verhaal is een goed voorbeeld van een culturele mismatch. Soms kunnen we vanuit Nederland bedenken wat goed is voor de kerk elders. Daarbij nemen we onszelf als norm: zoals wij het doen, zo zou het elders ook moeten zijn. Maar hoe zouden we het vinden als het andersom gebeurde? Als men in Afrika bedacht dat we moeten gaan dansen in de kerk, omdat het daar gewoon is? Misschien kunnen we dat nog accepteren, maar wat als er een groep Afrikanen op werkvakantie zou komen om ons Nederlandse kerkgebouw op te knappen? O ja, en ze hebben ook al bedacht welke kleur de kerk zou moeten worden. Zouden we niet op onze achterste benen staan en inspraak en overleg eisen? Waarom doen we het andersom dan vaak niet?
Inzamelen en uitdelen is een populair middel om armoede te bestrijden, niet alleen in het buitenland, maar inmiddels ook in Nederland. Tijdens ons verlof viel me op dat er overal in Nederland deelkasten zijn gekomen. Een fantastisch initiatief! Maar ik vraag me tegelijkertijd af: hoe lang houden we het vol met elkaar? Want ik heb ook al verschillende oproepen voorbij zien komen om producten te doneren, omdat de kasten snel leeg raken en de aanvoer niet evenredig is. De realiteit van inzamelings- en uitdeelacties is dat we het op den duur zat zijn, omdat het een bodemloze put lijkt. Er is nooit genoeg en er komt nooit een einde aan. Hoe zit dit?
Relief
Het figuur hiernaast laat zien dat er 3 mogelijke antwoorden zijn op het probleem van armoede. De eerste is relief (noodhulp): de urgente en tijdelijke noodhulp, om direct lijden als gevolg van een crisis, of die nu natuurlijk is of veroorzaakt door mensen. Hier vallen de uitdeelacties onder. De noodhulp is bedoeld om een vrije val te voorkomen, om het bloeden te stelpen. Het fijne van noodhulp is dat de resultaten goed meetbaar en direct zichtbaar zijn: we hebben 5 huizen gebouwd, 3 scholen, er zijn 20 gezinnen geholpen met voedselpakketten. Maar hoewel noodzakelijk in noodsituaties, is noodhulp schadelijk voor de waardigheid van de mens. Het zorgt ervoor dat de situatie in eerste instantie slechter wordt. Het doet geen beroep op de zelfredzaamheid van het individu, maar schakelt dat uit. Want alles wordt voor degene die de hulp ontvangt, gedaan. Daarmee wordt ook het zelfvertrouwen en de zelfwaardering van het individu geweld aangedaan. Sleutelwoorden voor relief zijn zelden, direct, en tijdelijk. Het moet spaarzaam worden gedaan, alleen op het moment van acute crisis om erger te voorkomen, en er moet een einddatum aan vast zitten.
Rehabilitation
Het tweede antwoord is rehabilitation (herstel). Zodra het bloeden is gestopt, is het tijd voor herstel. Dat wordt niet gedaan vóór de mensen, maar mèt de mensen. Het herstel is gericht op terugkeer naar de situatie zoals die was voor de crisis. In het gevecht met armoede betekent dit dat we ons richten op herstel van de relatie met God, met jezelf, met anderen en met de rest van de schepping (zie vorige blog). Er zijn een paar principes voor de herstelfase:
1. Zorg voor participatie van de doelgroep in alle fasen van het programma: in onderzoek, ontwikkeling, implementatie, monitoring en evaluatie. We zijn tenslotte allemaal mensen die te maken hebben met gebrokenheid en daarom staan we naast elkaar. We kunnen veel leren van de ander, ondanks alle problemen die er kunnen zijn. Een dakloze weet bijvoorbeeld als geen ander wat het betekent om dakloos te zijn!
2. Begin met onderzoek naar de aard van het probleem en denk na over welke aanpak het geschiktst is. Hier in Cyangugu werd een aantal jaar geleden een nieuwe kliniek gebouwd. Een Amerikaanse organisatie hoorde dat en stuurde elektrisch bedienbare ziekenhuisbedden met opblaasbare matrassen. Zo kunnen de patiënten comfortabeler liggen en de verpleegkundigen hun werk ergonomischer doen. Er waren 40 bedden nodig, maar de organisatie stuurde er 200. Het aanbod werd niet geweigerd, want de diocese had angst dat als ze weigerden, dat de organisatie dan de samenwerking uit teleurstelling zou stoppen. Dus kwamen de containers vol hypermoderne bedden richting Cyangugu. Toen ze aankwamen, bleek er een probleem: de bedden waren groter dan de lokale, simpele, metalen bedden. Dus konden er in plaats van 4 bedden, maar 2 bedden in elke kamer pasten. En de aansluitingsstekker was Amerikaans, terwijl we hier de Europese stekker gebruiken. Nu was dat niet zo’n groot probleem, want ook het voltage klopte niet en het stroomnet zou nooit al die bedden aankunnen. Lang verhaal kort, de bedden zijn grotendeels verkocht naar een ziekenhuis in de buurt van Kigali, al ging dat ook niet zonder slag of stoot. Het had beter geweest als ze gewoon het geld hadden gestuurd om lokaal bedden en matrassen te kopen…
3. Zet alleen in op de nood die de lokale bevolking niet zelf op kan of wil lossen. Als de lokale organisaties bereid zijn om de mensen in nood te helpen, blijf er dan ver van. Zij hebben betere kennis van de situatie en kunnen het beter doen dan wij als buitenstaanders. Het doel van ontwikkelingswerk is uiteindelijk dat de lokale mensen zelf verantwoording nemen voor hun eigen levens en omgeving! Als ze hulp nodig hebben, geef het. Maar als het niet nodig is, kan je hulp juist schadelijk zijn.
4. Zorg dat de support is gericht op de meest kwetsbaren en de grootste nood en zorg dat er geen partijdigheid of voorkeur is. De meest kwetsbaren zijn vaak niet de eerste mensen aan wie we denken. En de daadwerkelijke nood kan wel eens anders zijn dan wat we denken. Te vaak wordt gedaan aan symptoombestrijding, terwijl de wortel van het probleem blijft bestaan. Daarmee wordt het probleem niet opgelost, maar zijn we constant bezig met noodhulp.
5. De werkers moeten beschikken over de juiste kwalificaties, houding en ervaring. Dit lijkt logisch in de Nederlandse context, maar te vaak wordt gedacht vanuit een superioriteitsgedachte: een westerling is meer ontwikkeld, dus kan alles. Dus hebben we al verschillende keren gezien dat een Amerikaan die zijn school niet heeft afgemaakt, wordt aangesteld als schooldirecteur. En wij als westerlingen hebben ook nog te vaak die gedachte. De verleiding is er altijd: in het land van blinden is eenoog koning. Maar o, schoenmaker, hou je bij je leest! Want ook een eenoog (over)ziet niet alles.
Development
Het derde antwoord is development (ontwikkeling): een proces van continue verandering die leidt tot betere relaties met God, met jezelf, de naaste en de rest van de schepping. Ontwikkeling wordt niet gedaan voor mensen, maar met mensen. En het is een proces waarin niet alleen de geholpene, maar ook de helper veranderd. We zullen dit uitdiepen in een volgende vlog.
Het uitdelen van goederen kan passend zijn, op het moment dat iemand in een acute crisis verkeerd. Dan zijn spullen nodig om het bloeden te stoppen. Maar als er geen sprake is van een acute crisis, is het uitdelen van spullen geen adequaat antwoord op het probleem van armoede. Sterker nog, het ontmoedigd mensen om productieve rentmeesters te zijn. En juist dat is de taak van ieder mens: om een productieve rentmeester te zijn. Het uitdelen van spullen is dan juist schadelijk en vergroot de gebrokenheid. Een van de grootste fouten die we in het Westen maken, is dat we noodhulp bieden in situaties waar herstel of ontwikkeling de juiste interventie is. Kunnen, maar vooral ook: durven wij met geopende ogen naar de situatie te kijken en onderzoek te doen naar welke interventie geschikt is? Kunnen we de noodhulp (behalve in acute crises, maar dan onder het motto zelden, direct en tijdelijk) los te laten en inzetten op het herstel en de ontwikkeling van het individu tot meerdere eer en glorie van God?
Wordt vervolgd.
Over Rik en Caroline
Wij zijn Rik en Caroline Mager. Rik is theoloog en predikant. Caroline is orthopedagoog. Sinds september 2021 maakt ook Jonathan deel uit van ons gezin.
Rik en Caroline werken in Rwanda samen met de Anglicaanse kerk, in de diocees van Cyangugu.