Is uitzenden nog wel van deze tijd?
door: Jaap Haasnoot, coördinator leren & opleiding bij de GZB
Steeds vaker klinken er kritische vragen bij het uitzenden van westerse zendingswerkers, en niet onterecht. Waarom helpt de GZB nog steeds bij het uitzenden van mensen naar andere plekken in deze wereld?
Ik noem een aantal van deze vragen. Als de kerk op het zuidelijke halfrond groeit en bij ons in West-Europa krimpt, ligt het dan niet meer voor de hand om zendingswerkers te ontvángen, in plaats van uit te zenden? Kun je het geld dat nodig is voor een Nederlandse uitzending niet beter besteden aan lokale mensen of een lokaal project? En over roeping: Komt zo’n hele individuele roeping voor het buitenland niet vooral voort uit een eigen behoefte naar avontuur of zingeving?
Nogmaals: deze vragen zijn niet onterecht en als GZB kijken we ook telkens weer kritisch naar onze eigen uitzendingspraktijk. Toch zeggen we in ons nieuwe beleidsplan (2022-2026): “In de samenwerking met onze partners blijven we medewerkers uitzenden. De inzet van zendingswerkers draagt bij aan het ontstaan en de opbouw van getuigende gemeenten” (p. 31). Laten we eens kijken naar vijf misverstanden over roeping en uitzenden.
1. Roeping is alleen iets voor predikanten en zendingswerkers
Dat klopt niet. We zijn sowieso allemaal geroepen om Jezus te volgen en het goede nieuws in onze eigen omgeving met anderen te delen. Daar is de Bijbel zonneklaar over en daar heb je geen ‘speciale roeping’ voor nodig. Daarnaast zien we dat sommige mensen op een bijzondere wijze ervaren dat God hen roept voor een bepaalde taak, maar dat hoeft zich niet te beperken tot ‘geestelijk werk’.
2. Roeping is dat God jou heel persoonlijk een taak geeft
In de Bijbel zien we dat soms ja, bij Mozes bijvoorbeeld. Maar in de Bijbel is roeping altijd verbonden met de gemeente of de gemeenschap. In Handelingen 13 is het de gemeente die Paulus en Barnabas selecteren en uitzenden. ‘Roeping’ is nooit iets heel individueels: je wordt geroepen om dienstbaar te zijn aan de kerk en de samenleving, dichtbij of verder weg.
“Als de kerk haar eigen situatie met een zusterkerk elders in de wereld kan vergelijken, komt zij juist tot relativering en verdieping van de eigen situatie. Daarom moet de kerk mensen blijven trainen en uitzenden. Want de beste gaven die wij elkaar kunnen gevenzijn mensen, zijn wijzelf.”
- Hans Visser & Wilbert van Saane, In:Als uw leerlingen tussen de volken, 2010, p. 110
3. De kerk zit dáár zit niet echt te wachten op iemand uit Nederland
Voor ons is de vraag van onze partnerkerk in het buitenland sturend als het gaat om vacatures en niet het aanbod van werkers aan de Nederlandse kant. Onze partners vragen om iemand te sturen die hen kan ondersteunen bij de uitvoering van ons gezamenlijke programma (bijvoorbeeld als het gaat om jeugdwerk of gemeenteopbouw). Dat gaat helaas ook wel eens mis en dan gaan we op zoek naar een andere werkplek voor de uitgezonden werker of keert de werker vroegtijdig terug naar Nederland.
4. De partnerkerk wil liever geld dan mensen
Misschien is dat in sommige gevallen zo, maar juist kerken in Afrika, Latijns-Amerika en Azië beseffen dat je voor een partnerrelatie méér nodig hebt dan alleen maar financiering van projecten en een jaarlijks bezoek. Zendingswerkers die deel uitmaken van de lokale gemeenschap kunnen die relatie verdiepen en versterken.
5. Kerken elders in de wereld weten te weinig van onze situatie om óns te kunnen helpen.
Ook de zendingswerkers die wij uitzenden weten niet alles over hun werkplek. Zij worden getraind om veel te luisteren en zo een beeld te krijgen van de lokale context waarin ze werken. Andersom is dat dan dus ook mogelijk. Als GZB zijn we ervan overtuigd dat wij in Nederland opgebouwd kunnen worden door de inbreng van christenen elders in de wereld en daarom zoeken we in de komende jaren naar mogelijkheden om een voorganger of evangelist van ‘elders’ in ons midden te ontvangen.
Eerder verschenen in het novembernummer 2022 van Alle Volken