Het is een kernthema in Advent en Kerst: de
incarnatie, de zogenaamde
‘vleeswording’. Het Woord wordt vlees; de hemel komt de aarde binnen. De Zoon
van God wordt Immanuël, God is met ons. Advent en Kerst bepalen ons bij die
wonderlijke werkelijkheid van wat wij belijden: God wordt mens. Het menselijke
is geen masker waarmee God Zich vermomt. De Zoon wordt daadwerkelijk en
volledig mens zoals wij. De hemel komt het aardse leven helemaal delen. God
daalt daarin de trappen af om ons in de diepte te ontmoeten. Elke keer
ontdekten wij mensen wat de Vader al wist: ons vragen naar Hem te komen bleek
te hoog gegrepen. Daarom kwam Hij neer naar ons. Hij deelde niet alleen ons
leven maar kwam zelfs tot in onze dood. Hij werd één van ons om als één van ons
redding te brengen. Zo kon Hij als Hogepriester de verbinding worden. Als God
vertegenwoordigde Hij God bij de mensen; als mens vertegenwoordigde Hij de
mensen bij God. Jezus Christus, God en mens, Woord dat vlees wilde worden,
Leven dat de dood van binnenuit heeft ontmaskerd en ontmanteld. Zo werd de Zoon
gezonden; zo kwam God in het vlees.
Zijn zending en de zending van de Zijnen
De christelijke kerk is van die unieke beweging altijd
onder de indruk geweest. De zending van de Zoon is als hart van het Evangelie
allesbepalend. Niet alleen als iets dat ons wordt verkondigd; ook als
iets dat ons verandert. De incarnatie is niet alleen informatie; het
brengt ook transformatie. Het roept ons op om in die zending mee te gaan. De
beweging van Jezus Christus trekt anderen achter Hem aan. Natuurlijk: de
zending van de Zoon is een uniek gebeuren. De incarnatie is onvergelijkbaar en
een wonder van eenmalige aard. Er zit heilshistorisch altijd spanning op de
lijn: Christus is enerzijds volkomen uniek en anderzijds is Hij ons tot
voorbeeld. Hij is er voor ons en Hij gaat ons erin voor. Niet alles van
Christus’ missie kan en mag vertaald worden naar onze zendingspraktijk. Tegelijk
is het de Heere Jezus Zelf Die Zijn zending verbindt aan zending van de
Zijnen. De zending van mensen is navolging van de zending van de Zoon. In
dit artikel verkennen we Kerst als bron en model voor zending. Hoe kan de
zending van de Zoon van God naar deze wereld onze zending over de
wereld op gang brengen en inspireren? Wat betekent het dat je wordt uitgezonden
in het voetspoor van Christus Zelf?
Incarnational mission
Het ‘Lausanne Covenant’, een serie gedeelde overtuigen
rond zending dat wereldwijd door een brede groep betrokken mensen wordt
gedeeld, helpt ons daarin op weg.In artikel
6 lezen we: ‘We affirm that Christ sends his redeemed people into the world as
the Father sent him, and that this calls for a similar deep and costly
penetration of the world.’John Stott, één van de initiators en schrijvers van
dit document en deze beweging, schrijft daar later over: ‘Nu zendt Hij ons in
de wereld, zoals Hij door de Vader in de wereld gezonden werd (Joh. 17:18;
20:21). Met andere woorden: Zijn zending is naast allereerst fundament voor
onze zending ook een voorbeeld voor onze zending. Zoals Hij gezonden is, zo
worden Zijn discipelen gezonden. Iedere echte zending is dan ook een zending in
het vlees.Het vereist eenwording zonder verlies van identiteit. Het
betekent de wereld van anderen binnengaan, zoals Hij de onze binnenkwam, zonder
onze christelijke overtuigingen, waarden en normen prijs te geven.
Ook zendingstheoloog Lesslie
Newbigin schrijft, in een ander verband, die richting uit: ‘If the gospel is to
be understood, if it is to be received as something which communicates truth
about the real human situation, if it is, as we say, to ‘make sense', it has to
be communicated in the language of those to whom it is adressed and has to be
clothed in symbols which are meaningful to them.And since the gospel does not come as a disembodied message, but as the
message of a community which claims to live by it and which invites others to adhere
to it, the community's life must be so ordered that it ‘makes sense’ to those
who are invited. It must, as we say, ‘come alive’.’
In een ander verband geeft John Stott dit het label ‘incarnational evangelism’
mee: ‘This entering into other people's worlds is exactly what we mean by
incarnational evangelism. All authentic mission is incarnational mission. We
are to be like Christ in his mission.’
Iets afleggen
Hierbij is het begrip ‘kenosis’ (ontlediging) van
betekenis. Christus legde zijn heerlijkheid af, Hij ontledigde zichzelf door de
gestalte van een slaaf aan te nemen (Filip. 2:7v). Ontlediging is ook in het
zendingswerk een belangrijk begrip. Als gespreksparrtners uit verschillende
culturen elkaar ontmoeten, beginnen ze ver van elkaar. Maar naarmate ze elkaar
intenser ontmoeten, leggen ze meer van hun eigen culturele oordelen af. Ze
dalen als het ware tegenover elkaar een trap af, zodat ze bij elkaar komen op
een gemeenschappelijk plateau. Lesslie Newbigin haalt W. Freytag aan in zijn
beschrijving van het ‘trappenmodel’ in de interculturele ontmoeting.
Hij spreekt in dat verband van een bekeringsproces en noemt daarbij de
geschiedenis van Petrus en Cornelius (Hand. 10). Niet alleen Cornelius moest
bekeerd worden, ook Petrus.
Zending als ‘incarnational mission', dat is gezonden
worden zoals Christus gezonden werd: als een komen ‘tot in het vlees'. Met het
gebed van de Heere Jezus in Johannes 17 wordt Zijn zending ook onze zending. De
zending van de Zoon naar de wereld als model voor zending van zonen en dochters
over de wereld. Het brengt ons nog altijd bij de overtuiging: ‘De opdracht om
te gáán, om als gemeente van Christus zendingswerkers over grenzen heen te
sturen, is nog steeds onverminderd van kracht'.
Zending dichtbij
Nu kunnen grenzen natuurlijk op verschillende plekken
liggen. Voor de één betekent de beweging van Christus dat je de stap naar je
naaste buren maakt die zo anders in het leven staan dan jij. Voor de ander
betekent het dat je van Biblebelt Veluwe naar de sterker geseculariseerde stad
verhuist om daar missie vorm te geven. De vormen verschillen. Maar als we
zeggen ‘ga, iedereen is geroepen’ zeggen we dat iedereen geroepen is te delen
in de beweging Die de Zoon maakte: vanuit je eigen wereld binnen durven gaan in
de wereld van een ander. De weg daar naartoe is het gebed – niet voor niets het
eerdere jaarthema. In gebed groeit verbondenheid met God. Zijn hart vormt ons
hart, Zijn weg vormt onze wegen. Zo gaan al biddend je ogen open voor anderen.
Met dat je voor iemand bidt groeit het verlangen dat hij of zij zelf wordt
aangesproken. En vaak genoeg groeit al biddend ook de roeping daarin mee te
mogen doen. Dat verlangen kan grenzen doen vervagen. Je wacht niet langer tot
die ander jou opzoekt; je gaat de drempel over op weg naar waar die ander
is.
Over landsgrenzen heen
Dat kan ook verder gaan en omvattender worden. Je kunt
ook worden geroepen landsgrenzen over te gaan en je te verbinden aan culturen
buiten je eigen land. Precies rond die beweging weten we ons als GZB al
jarenlang geroepen. Als in die beweging zenden en gezonden worden gaat zoals
dat ging bij de Zoon, hoe ziet zending er dan uit? We verkennen twee lijnen,
die allebei over ‘leren’ gaan.
Gaan om te leren aan
Langs deze lijn gaat leren over een verandering in de
ander. Zij leren wat wij hen mogen leren. Wij leren aanhen. Mensen,
dorpen, landen mogen ontdekken wat hen ervoor nog onbekend was. Hen wordt een
Koninkrijk verkondigd dat daarvoor buiten beeld was gebleven. We worden op weg
gezonden met wat wij te delen hebben. Christus kwam tot ons en daarom kunnen
wij op weg naar anderen. Met wat we in de ontmoeting met Hem mochten ontvangen
mogen wij naar anderen gaan. Het voorrecht betrokken te zijn geraakt bij het
Koninkrijk van God krijgt de verantwoordelijkheid om daar ook anderen in te
laten delen. Zo zendt de Heere Jezus Zijn discipelen op weg met die bekende
woorden: ‘Ga dan heen, onderwijs al de volken, hen dopend in de Naam van de
Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest, hun lerend alles wat Ik u geboden
heb, in acht te nemen’ (Matt. 29:19). De Zoon zocht ons op met Zijn heilzame
woorden en geboden. Om dat bij ons te krijgen zocht Hij vormen die wij
begrijpen en verstaan. Hij verliet de hemel om ons op aarde te dienen. Hij kwam
het mensenleven leven en de mensentaal spreken. Hij sprak als een mens die door
andere mensen verstaan kon worden. En ook in de taal die Hij koos kende Hij de
Zijnen. Op hen bekende plekken sprak Hij in herkenbare beelden en gelijkenissen.
Hun dagelijkse leven was voluit onderdeel van wat Hij te zeggen en te geven
had. Hij sloot aan bij waar zij waren. Tegelijk gaf Hij Zich daar niet volledig
aan over. Hij confronteerde hun dagelijkse leven ook met het Koninkrijk der
hemelen. In hun wereld kwam Hij Zijn wereld brengen. Met Zijn zegen trad Hij
hun tekort tegemoet. Met wat Hij kon en kon meenemen kwam Hij naar hen toe – zo
dichtbij als maar mogelijk was. Zijn zending was de verbinding om het vele
kwijt te kunnen dat Hij te geven had. En nu roept Hij Zijn discipelen op om
vanuit wat Hij gaf door te geven. Om dat te kunnen doen moeten ze gaan. Gaan
van waar ze nu zijn. Grenzen over waar ze tot aan die dag voor waren blijven
staan: 'en u zult Mijn getuigen zijn, zowel in Jeruzalem als in heel Judea en
Samaria en tot aan het uiterste van de aarde’ (Handelingen 1:8). In die
gehoorzaamheid gaan zendingswerkers en blijven ze niet achter grenzen
staan.
Op afstand verbonden
Nu kun je je afvragen: moeten we in een tijd als de
onze nog daadwerkelijk op weg? Je kunt inmiddels toch op meer manieren gaan? De
techniek heeft een vlucht genomen. We kunnen communiceren op manieren die
vroeger niet denkbaar waren. Een beeldverbinding is vele malen goedkoper,
sneller en makkelijker dan een fysieke ontmoeting duizenden kilometers
verderop. Is zo'n ontmoeting al die moeite waard? Juist daarin valt ons in
Jezus’ zending het lichamelijke op. Het Woord is vlees geworden. De traditie
van de kerk heeft altijd bestreden dat het mens-zijn van Christus een soort
masker was dat Hij even droeg. De gedachte deed opgeld dat Hij Zich wel als
mens voordeed maar dat niet daadwerkelijk was. Dat zou immers onmogelijk zijn:
want het lichamelijke is veel minder dan het geestelijke. De kerk heeft daar
tegenin altijd beleden dat Christus daadwerkelijk en volledig mens werd. Hij
deelde niet in onze zondigheid; maar verder deelde Hij het menselijk bestaan in
alles. Zo zien we Hem in de Evangeliën ook rondgaan. Hij deelt het volle leven.
Bijvoorbeeld maaltijden nemen in die verhalen een belangrijke plek in, in een
cultuur waarin maaltijden nog meer dan bij ons momenten van verbinding zijn. In
gesprekken kun je informatie delen, maar bij maaltijden wordt het leven gedeeld.
Als de Hebreeënschrijver het leven van de Zoon op aarde ondertitelt schrijft
hij: ‘Daarom moest Hij in alles aan Zijn broeders gelijk worden, opdat Hij een
barmhartig en een getrouw Hogepriester zou zijn in de dingen die God betreffen,
om de zonden van het volk te verzoenen. Want waarin Hij Zelf geleden heeft,
toen Hij verzocht werd, kan Hij hen die verzocht worden, te hulp komen’
(Hebreeën 2:17-18). En even verderop: ‘Want wij hebben geen Hogepriester Die
geen medelijden kan hebben met onze zwakheden, maar Een Die in alles op
dezelfde wijze als wij is verzocht, maar zonder zonde’ (Hebreeën 4:15).
Blijkbaar heeft de Zoon het leven zo intens gedeeld dat Hij – op de zonde na -
in alles gelijk werd aan hen die Hij zocht.
Lichamelijk
Op zo'n manier gezonden zijn verhoudt zich slecht tot
fysieke afstand. Er is een groot verschil tussen digitale verbinding en
lichamelijke ontmoeting. Na een videocall klap je de laptop dicht en ga je
alleen verder met wachtende taken. Na een ontmoeting loop je samen naar de
koffie of maak je een wandeling op weg naar verderop. Digitaal verzakelijkt. Je
bespreekt waarvoor je bij elkaar bent. Natuurlijk is een broederlijk gesprek
via videoverbinding mogelijk. Maar de aard van de verbinding maakt dat je ook veel
mist. Emoties, gevoelens, hoe woorden vallen na een terloopse opmerking: het
gaat zomaar aan je voorbij. En ook de worstelingen van het leven blijven
sneller verborgen. De verzoekingen en verleidingen houd je voor een scherm
eenvoudig buiten beeld. Daarnaast ben je voor een moment verbonden. Alles
ervoor en erna blijft ongezien en daarom onbesproken. Een scherm is daarbij ook
selectief: je spreekt alleen vertegenwoordigers van die andere kerk of cultuur.
Daarnaast is internet ook een factor die scheiding brengt. Een goede
internetverbinding is voor ons een eerste levensbehoefte. Er zijn echter nog
genoeg plekken waar internet kwetsbaar is en goede bereikbaarheid beperkt
blijft tot een groep gelukkigen. Als zendingswerker ter plekke leef je mee met
de hele gemeente, het dorp of de stad. Plekken en personen komen in beeld die
anders niet zouden worden opgemerkt. En ook: het leven op die plekken en van
die personen. Achter schermen verbinden we ons via woorden. Maar het leven kent
ook zo'n andere kant. En juist in de niet-westerse culturen is er op die andere
kant vaak ook meer nadruk: maaltijden, zingen, dansen, de zelfgestookte
jenever... Door daaraan deel te nemen word je ook makkelijker één van hen. En
verder is een tekst als Lukas 10:7 boeiend: “eet en drink wat je voorgezet
wordt”. Enerzijds gaat het erom dat de arbeider zijn loon waard is. Anderzijds
zit er misschien ook wel de kant aan dat je dat tot je neemt wat de ander je
geeft. Je deelt echt in zijn leven. Die ander heeft ineens ook iets te geven aan
jou. Ergens wonen en werken geeft een veel breder zicht op wat het leven daar
en dan is.
Het geeft veel meer ingangen om dat leven te delen, om bij die ander dichtbij
te komen.
Bemoediging
Een fysieke ontmoeting, het lichamelijke leven delen,
heeft een kracht en kwaliteit die andere vormen vaak moeten missen. Maar het
gaat dieper dan ‘zo werkt het beter'. Het kan ook in zichzelf, nog los van wat
het oplevert, zo mooi zijn. Zendingswerkers getuigen er elke keer weer van hoe
simpelweg hun komst wordt ontvangen als een stuk hoop en bemoediging. Juist als
iemand moeite moet doen om bij je te komen waardeer je dat in het bijzonder.
Het kan een nieuw enthousiasme losmaken, en een nieuwe waardering van het eigen
bestaan. Blijkbaar zijn wij de moeite waard om bezocht te worden. Dat is ook
één van de ontroerende kanten van Gods handelen naar mensen. In de Schepping,
in de incarnatie, in verlossing en vernieuwing: de Heere God had ons nergens
nodig. De Drie-eenheid is volmaakte liefde in Zichzelf. Het is niet dat God
niet zonder mensen kon. Het is dat God niet zonder mensen wilde.
Daarom kregen wij het leven. En toen dat leven door ons eigen toedoen gebroken
werd was het daarom dat Hij het kwam helen. God had de afstand die onze schuld
veroorzaakte zonder enig probleem in stand kunnen houden. Maar blijkbaar is de
mens de zending van de Zoon waard. De Zoon liet de hemel achter Zich. De
hemeldeur ging achter Hem dicht toen de aarde voor Hem openging. De eeuwige God
begaf Zich in de beperking van het tijdelijke, sterfelijke mensenleven.
Gezonden zijn is dus ook achterlaten. Het is de prijs betalen om een ontmoeting
tot stand te brengen. Zo gold dat voor de zending van de Zoon; zo geldt dat
voor zendingswerkers vandaag. Nu is ook daar natuurlijk een groot verschil.
Voor zendingswerkers wordt goede woonruimte gezocht, ze hebben nogal eens
betere voorzieningen dan anderen om hen heen, er is een achterban die hen ook
financieel steunt en als het echt onveilig wordt worden ze teruggeroepen. En
toch betalen ze in al die vormen van zorg voor hen ook een prijs. Ze doen
moeite, in welke vorm dan ook, om over te komen en present te zijn. Juist de
bereidheid die prijs te betalen mag op het zendingsveld als bemoediging worden
gezien en ontvangen. De blik op gezichten van mensen in kleine, afgelegen
dorpjes als je uit de auto stapt na een urenlange reis over steenachtige wegen
met maar één reserveband die je dan ook nodig hebt doet veel. Al spreek je niet
zomaar elkaars taal en al begrijp je niet direct elkaars belevingswereld: de
ander de ruimte geven je te ontvangen communiceert iets dat taal en beleving
kan overstijgen. Zo wordt het moeilijke van de zendingswerker zomaar het mooie
voor de ontvangers. Het schept ruimte voor de verkondiging. Letterlijk: je kunt
spreken in iemands taal en belevingswereld. Maar ook: het brengt verbondenheid.
En in verkondiging vanuit verbondenheid kun je meer kwijt dan door advies vanaf
een afstand.
Bijsturing
Tegelijkertijd is die daadwerkelijke ontmoeting ook
spannend. Als je het leven daadwerkelijk deelt kom je ook kwade kanten tegen.
Er is ook van alles in culturen, tradities en het persoonlijke leven waaraan je
je beter niet verbindt. Zo gaat dat met Christus’ zending ook. Hij verbindt
Zich wel aan zondaren, maar niet aan de zonde (Hebreeën 4:15). Hij gaat aan
tafel met mensen die bedenkelijke keuzes maakten. Maar die keuzes worden
nergens verzwegen of goedgepraat. Eerder is ook confrontatie onderdeel van die
verbondenheid. De oproep tot bekering is rond de verkondiging van het
Koninkrijk nooit ver weg. Soms betekent iemand iets leren dat je hem of haar
allereerst iets moet afleren. De verkondiging van het Koninkrijk vraagt ook om
confrontatie. Tim Keller schrijft in het boek ‘Centrumkerk’ over drie stappen:
deelnemen aan de cultuur, het bekritiseren van die cultuur bekritiseren en een
appèl doen. Na ‘onderdompeling in de pastorale behoeften van de gemeenschap’
kan leren dus ook corrigeren behelzen. Zo is dat op het zendingsveld ook het
geval. Juist als je zo dichtbij durft te komen dat je het hele leven wil delen
geeft dat naast bemoediging ook ruimte voor bijsturing. Met je blik van buiten
kun je wegen wijzen of ontmaskeren die een cultuur of een traditie zelf niet
meer ziet. Vanaf een afstand wordt dat gauw uit de hoogte; vanuit nabijheid is
dat naastenliefde. Dat is en blijft een zaak van fijngevoeligheid en
nederigheid. Want als we elkaar in verbondenheid bij Christus brengen valt er
voor allen wat te leren. Al te gauw wordt ‘onze manier’ de norm waaraan anderen
moeten gaan voldoen. Waar we samen in de spiegel kijken leren we ook van
elkaar. Met elkaar buigen voor het kruis ontmaskert ons beiden. We hebben
allemaal van alles af te leggen voor we tot een echte ontmoeting kunnen komen. Tegelijk
sluit het één het ander niet uit. We zegenen anderen niet alleen maar met een
vragende houding. We mogen ook spreken en delen van wat God ons gaf. Alsof we
een ander gunnen wat God ons in onze context heeft geleerd.
Zo is zending op basis van en naar de vorm van de
zending van de Zoon zending in het vlees, het leven komen delen. Gaan om te
leren: de ruimte zoeken om de boodschap kwijt te kunnen. Het is onderwijs omdat
je hebt onderzocht; verkondiging vanuit verbondenheid.
Gaan om te leren van
Maar ‘gaan om te leren’ heeft nog een andere kant.
Hierboven ging het over een verandering in de ander, vanwege dat wat men van
ons leert. Wij leren aanhen. Maar zending zoals de Zoon is gezonden
kent ook een andere kant. Langs deze lijn gaat leren over een verandering in
onszelf. Wij leren wat zij ons mogen leren. Wij leren van hen. Zending
is geen eenrichtingsverkeer. Er is alle ruimte voor (het verwachten van en
zoeken naar) wederkerigheid en gelijkwaardigheid. Voor deze kant van zending
komt steeds meer aandacht. En wonderlijk genoeg kun je ook iets van die kant
terugzien in de zending van de Zoon. Opnieuw helpt het boek Hebreeën ons verder
op weg. We zoeken die weg voorzichtig, want Hebreeën schrijft met wonderlijke
woorden over de missie van de Zoon. We lopen het risico teveel in de tekst te
willen lezen, maar misschien mogen we het toch zo zeggen: zelfs de Zoon was in
Zijn zending niet alleen gever. Dat is in Zijn zending natuurlijk wel het
voornaamste. Als de hemel naar de aarde komt is het per definitie uit
verhouding. Van gelijkwaardigheid en wederkerigheid zoals die er tussen mensen
kan zijn is uiteraard geen sprake. De aarde is in alles afhankelijk van de
hemel en nooit andersom. Mensen kunnen niet anders dan leven van wat er vanuit
God wordt gegeven. En tegelijk maakt de Bijbel de zending van de Zoon
spannender dan een éénrichtingsverkeer. De zending naar de wereld heeft ook de
Zoon iets geleerd.
Hierboven zagen we hoe John Stott Johannes 17:18
citeerde, waarmee hij de zending van de Zoon uitwerkte als zendingsmodel. Eén
vers erna, in vers 19, zegt de Heere Jezus: ‘En Ik heilig Mijzelf voor hen,
opdat ook zij geheiligd zijn in de waarheid.’ Aan dit vers zou de
Hebreeënschrijver zomaar gedacht kunnen hebben als hij Hebreeën 2:10 schrijft:
‘Want het paste Hem, om Wie alle dingen zijn en door Wie alle dingen zijn, dat
Hij, om veel kinderen tot heerlijkheid te brengen, de Leidsman van hun
zaligheid door lijden zou heiligen.’ Het gaat daar over de incarnatie: de Zoon
die voor een korte tijd minder werd dan de engelen vanwege het lijden van de
dood. Het lijden lijkt de weg waarop de Zoon geheiligd wordt, ‘vervolmaakt'
(het woordje draagt diezelfde betekenis). Een paar hoofdstukken verder komt dat
nog wat explicieter terug: ‘In de dagen dat Hij op aarde was, heeft Hij met
luid geroep en onder tranen gebeden en smeekbeden geofferd aan Hem Die Hem uit
de dood kon verlossen. En Hij is uit de angst verhoord. Hoewel Hij de Zoon was,
heeft Hij toch gehoorzaamheid geleerd uit wat Hij heeft geleden. En toen Hij
volmaakt was geworden, is Hij voor allen die Hem gehoorzamen, een oorzaak van
eeuwige zaligheid geworden’ (Hebreeën 5:7-9). De Zoon heeft gehoorzaamheid geleerd
uit dat wat er in de hemel niet was: lijden. En dat lijden is breder dan alleen
Zijn sterven aan het kruis. Zo heeft de Zoon ook geleden onder verzoeking
(Hebr. 2:18). Hij werd Zijn broeders zodanig gelijk dat Hij leerde wat hen zo
vertrouwd was: lijden en verzoeking. Op aarde en als mens leerde de Zoon wat
Hij in de hemel niet kende. Jezus’ leren was geen correctie maar verdieping.
Hij leerde uit Zijn lijden een nog diepere en grotere gehoorzaamheid dan Hij al
had. Een gehoorzaamheid die leidde tot in de dood.
Niet onveranderd
Nu was deze verdieping geen verrijkend nieuw inzicht
waar Hij nieuwe vreugde aan beleefde. Integendeel: Zijn hele zending betekende
vernedering, van begin tot eind. Het 'nieuwe’ dat Hij zou ervaren was de
ervaring van lijden en dood. In die zin gaat de vergelijking met zendingswerk
nu niet op. Tegelijk geldt wel: de zending liet Hem niet onberoerd. In zijn
komen leerde Hij wat nodig was om Zijn zending te volbrengen.Calvijn schrijft bij Hebreeën 5:18: ‘It may at the
same time be truly said that Christ by his death learned fully what it was to
obey God, since he was then led in a special manner to deny himself; for
renouncing his own will, he so far gave himself up to his Father that of his
own accord and willingly he underwent that death which he greatly dreaded. The
meaning then is that Christ was by his sufferings taught how far God ought to
be submitted to and obeyed.’De zending liet Hem niet onberoerd. De zending heeft
Hem veranderd: als mens leerde Hij iets dat Hij als God niet kende. De
Hebreeënschrijver schrijft gedurfd en het is exegetisch nog helemaal niet zo
eenvoudig of verstandig om verregaande conclusies te trekken rond het leren van
de Heere Jezus. Ook de God van Psalm 139 kent ons dieper dan wij onszelf kennen;
daar hoefde Hij geen mens voor te worden. En tegelijk is Hebreeën onder de
indruk van de diepte van de komst van God. Juist vanwege de menswording geloven
wij in een Hogepriester die net als wij wist wat het was om verzocht te zijn.
Een Hogepriester die aan den lijve heeft ondervonden hoe ver gehoorzaamheid
gaat. En juist zo kon Hij een barmhartige en betrouwbare Hogepriester worden
(Hebreeën 2). Juist langs deze weg kon Hij geven wat zo nodig was: Zijn begrip
voor hun schaamte en Zijn bloed voor hun schuld. En ook na het kruis blijkt dat
deze zending de Zoon veranderd heeft. Zelfs in het verheerlijkt lichaam van de
Opgestane zijn de tekenen van Zijn aardse zending in Zijn handen, voeten en
zijde zichtbaar (Johannes 20:27).
Zending verandert de gezondene
Hoe principieel verschillend de zending van de Zoon en
onze zending ook zijn: toch is Christus ook hier voorbeeld voor ons. Ook onze
zending is niet alleen leren aan; het is ook leren van. Als
zendingswerker hoop je op en bidt je om verandering bij hen die je mag dienen:
bekering, verdieping, ontwikkeling, zelfstandigheid. En tegelijk sta je ook
open voor verandering bij jezelf. Zoveel teruggekeerde zendelingen kunnen ervan
getuigen: zending verandert ook de zendeling. Je komt anders terug dan je was
gegaan. Waar je je eerst helemaal in thuis voelde doet bij terugkomst toch iets
anders aan. Je bent niet meer dezelfde. Je bent veranderd en verrijkt. En dat
wordt doorgaans niet als een verlies ervaren maar als een winst. Je bent anders
gaan kijken naar rijkdom en armoede, naar recht en onrecht. Je bent het woord
‘zegen’ op een andere manier gaan wegen. Wat je zo vertrouwd was, in de
liturgie bijvoorbeeld, bleek toch ook contextueel bepaald te zijn. Onze
woorden, inclusief onze woorden om de Bijbel uit te leggen, hebben ook een
Westerse lading. En nog een stapje verder: misschien komt er door gezonden zijn
juist ook wel ruimte voor bekering, voor het loslaten van afgodische trekken
die het leven of de gemeenten zijn gaan tekenen. De Zoon hoefde Zich niet te
bekeren naar aanleiding van wat Hij leerde op aarde. Dat kan voor zowel
zendingswerkers én de zendende gemeenten anders zijn. Dat je juist in de
interculturele ontmoetingen tot je schaamte ontdekt dat je van (sommige
aspecten van) het Evangelie vervreemd was geraakt. In welke vorm ook: je begrip
van het Evangelie en je beleving van het geloofsleven heeft er kanten bij
gekregen. En dat proces is niet alleen maar persoonlijk, voor de zendeling
zelf. Juist zendelingen mogen een brugfunctie vertolken. Ze zijn verbinders van
werelden. Wat hen verandert mag tijdens hun missie ook het thuisfront aan het
denken zeggen. En wat er in hen veranderd is mag ook van betekenis worden op de
plek waar ze, veranderd en wel, weer terugkeren. Zendelingen verbinden ook op
dit punt gemeenten aan elkaar. Ook daarom moeten wij blijven gaan: om te leren
wat we anders over het hoofd zouden zien. Gelovigen in andere culturen en
contexten zijn niet alleen hoorders; ze horen ook sprekers te worden naar wie
wij hebben te luisteren. En andersom zijn zendelingen en hun gemeenten thuis niet
alleen sprekers; ze moeten ook hoorders worden.
Samen verstaan
Zending die durft te gaan doet iets met wie we zijn en
worden. En zo doet zending dus ook iets met hoe we de verkondiging van de
Bijbel verstaan. Zending is niet het bezorgen van een pakket; het is
verkondiging vanuit verbondenheid. Een verkondiging die door die verbondenheid
dus ook durft te veranderen. De kern is en blijft dezelfde. En tegelijk zijn we
ons ervan bewust dat de context waarin we die verkondiging leerden en leerden
delen ook een eigen invloed heeft gehad. De context doet mee in het verstaan van
de tekst zelf. Dat ontkennen zou van een trotse hoogmoedigheid getuigen.
Schrijft de Schrift zelf niet ‘wij kennen ten dele en wij profeteren ten dele’
(1 Korinthe 13:9)? Een prachtig voorbeeld komen we in Handelingen 18 tegen. De
Jood Apollos is een vaardig spreker en thuis in de Bijbel. ‘Hij was in de weg
van de Heere onderwezen', lezen we. En vurig van geest als hij was ‘sprak en
onderwees hij nauwkeurig de zaken van de Heere'. Er is echter nog iets dat aan
zijn kennis ontbreekt. Deze Apollos wordt gezonden naar Efeze om in de synagoge
te spreken. Dat doet hij met vrijmoedigheid. Maar dan lezen we, zo kwetsbaar en
prachtig: ‘En toen Aquila en Priscilla hem hadden gehoord namen ze hem apart en
legden hem de weg van God nauwkeuriger uit'. Er is geen verwijt; er is
verrijking. Juist in de ontmoeting wordt de verkondiging gediend. Het is een
prachtige gestalte van het Lichaam van Christus in deze wereld. Want al zit de
Zoon nu als Hoofd aan Gods rechterhand, Zijn Lichaam is nog altijd aanwezig. De
christelijke gemeente, eeuwenlang en wereldwijd, is het Lichaam van Christus in
deze wereld. Er is een diepe en principiële verbondenheid om samen Gods weg
door de wereld te gaan. We kunnen simpelweg niet zonder elkaar. Elke
Avondmaalsviering weer gaan we ergens ook met de wereldkerk aan tafel. Vele
graankorrels, één brood. De ontmoeting met gelovigen in andere plaatsen,
culturen en tradities kan ons verrijken met wat we tot dan toe niet wisten en
corrigeren in wat we tot dan toe niet zagen. Zoals Tim Keller schrijft in het
kader van contextualisatie: ‘Vaak zal de interactie met een nieuwe cultuur onze
ogen openen voor nieuwe inzichten in de Bijbel – dingen die we eerder totaal
over het hoofd gezien hadden of die we niet belangrijk vonden. Bovendien leren
we hoe onze eigen culturele aannames ons soms tot een verkeerd begrip van de
Bijbel hebben gebracht'.
Vaak ben je je pas bewust van je eigen ver- en vooronderstellingen als die in
contact komen met andere ver- en vooronderstellingen. De ontmoeting over
landsgrenzen heen geeft daarvoor veel ruimte. De kerk is principieel
multicultureel. Zo verstaan we de Bijbel samen. En juist waar dat lukt komt er
ook weer ruimte voor leren aan. Want je wordt juist daar serieus genomen
waar je hen eerder serieus nam. Je neemt hen serieus door mee te doen met hoe
en waar zij leven. Je luistert en leeft hen tevoorschijn zodat je begrijpt
waarom ze vinden wat ze vinden en doen wat ze doen. Daarom zijn uitzendingen
voor langere termijn nog altijd een goede vorm. Deze dingen hebben tijd nodig.
Die gebeuren maar moeilijk op afstand en slecht in een korte tijd.
Er zijn voor en er zijn met
Iemand als Samuel Wells, een dominee en professor uit
de kerk in Engeland, maakt een prachtig onderscheid: being for en being with
– er zijn voor mensen en er zijn met mensen. Wij zijn goed in er
zijn voor.Het voelt fijn als je kunt helpen. In een verhaal als dat van
de barmhartige Samaritaan identificeren wij ons dus algauw met de helpers: ben
je de passerende priester of Samaritaan die stopt? We identificeren ons minder
snel met de man langs de weg. Wij schieten snel in de hulpverlenersrol. Maar er
zijn voor mensen is in de Bijbel niet het hoofddoel. Natuurlijk is dat
er wel. Maar het doel is zijn met mensen. Zo zoekt God ook mensen op.
Wij focussen ons rond Jezus op Zijn laatste aardse uren, waarin Hij er is voor
ons. Maar waarom was Hij daaraan voorafgaand 30 jaar onder mensen, waarin Hij met
ons was? Verdient dat geen exegetische aandacht? Het woord dat helemaal vlees
wordt gaat dus niet eens alleen over het feit van de menswording, het
lijden en sterven van Jezus, maar ook op de manier waarop Hij bij mensen
was. De leerlingen leerden onderweg niet alleen van de woorden die Hij sprak,
maar ook van hoe Hij optrad, hoe Hij omging met mensen, met situaties, met
tegenstand. Mooier gezegd: Zijn ‘witness’ was ook ‘with-ness’. Zijn getuigenis
was er juist door er te zijn.Als Wells
dat toepast op menselijke missie schrijft hij:‘While there is a place for working for, working with, and being for, it is
being with that is the most faithful form of Christian witness and mission,
because being with is both incarnationally faithful to the manifestation of God
in Christ and eschatologically anticipatory of the destiny of all things in
God' (23).‘Incarnationally faithful’: gezonden durven zijn zoals
de Zoon gezonden wordt.Iets
verderop schrijft hij: ‘This is the way incarnation echoes creation and
anticipates heaven: Jesus simply relishes life with us, and bewilders and
disarms us with his patience, his gentleness, his presence, and his attention.
All the other actions of God – in being for us, working with us, and working
for us – are all ways of preparing and redeeming the ground for the fundamental
purpose of creation, salvation, and final redemption: God being with us.’
Kortom:
alles wat God doet voor ons heeft als doel met ons te kunnen
zijn. Hoe ziet missie eruit als we dat serieus nemen? Dan ligt ‘gaan om te
leren van’treffend voor de hand.
Leren van de lijdende Zoon
Maar hoe mooi dit ook allemaal is: de prijs ervan is
hoog. Als je gaat laat je ook achter. Ontdekken en loslaten liggen dicht bij
elkaar. Familie, vrienden, vertrouwde plekken, veilige tradities: je wordt door
hen en vanuit hen gezonden. Ze staan achter je, maar je laat hen ook achter.
Wat je kent laat je los en waaraan je verbonden wordt is nog onbekend. De
verwachtingen waarmee je gaat worden vaak genoeg heel anders ingevuld. Dat
brengt naast mooie leerontdekkingen ook teleurstellingen, frustraties, zorgen
en vragen met zich mee. Eenzaamheid, onbegrip, onterechte verwijten over en
weer, naar meerdere kanten misverstaan: het ligt allemaal op de loer als je van
de éne context naar de andere gaat. Waarom zou je zo'n weg gaan? Ook daarin
baant de zending van de Zoon een begaanbare weg. Hij leerde door lijden, zagen
we. Zijn gaan was geen spannend avontuur maar een intense vernedering. Hij
onderwierp Zich aan ervaringen die Hij thuis bij de Vader niet had. Het lijden
was niet alleen de prijs die Hij betaalde; het was ook de weg die Hij ging. En
op die weg roept Hij ook Zijn volgelingen. Als onze uitzendingen mogen gaan
langs de weg waarlangs de Zoon werd gezonden is lijden dus ook altijd
onderdeel. Het lijden hoeft ons niet tegen te houden. Want de Zoon Die die weg
eerst Zelf ging belooft op de weg waarop Hij roept daarin ook altijd Zijn
aanwezigheid (Mattheüs 28:20).
Leren van de lijdende kerk
En even bij wijze van voorbeeld van leren van:
juist hier kan de ontmoeting helpen met hen die anders leven en langs andere
wegen hebben leren geloven. Wij leven in een cultuur die het lijden het liefst
diep wegstopt. We zijn steeds sterker gaan geloven dat leven zonder lijden
mogelijk is. De omstandigheden lijken vaak veelbelovend en de levensstandaard
is hoog. Voorzieningen zijn goed geregeld en zaken als onderwijs en medische
zorg lijken vanzelfsprekendheden. De keuzemogelijkheden voor onze levenswegen zijn
uitgebreid. Toch voelen velen de last gelukkig te moetenzijn. Want met
de juiste keuzes en de goede focus is geluk toch voor ieder mogelijk – als je
maar wil? Juist broeders en zusters uit de wereldkerk hebben ons als ‘verwende’
kerk in West-Europa vaak genoeg te leren. Dat geluk en voorspoed niet persé en
per definitie hetzelfde zijn, bijvoorbeeld. Dat zegen meer is dan geld en
gezondheid. En dat geloof juist ook in tekort stevig kan groeien. Afijn, dit
vraagt een artikel op zich. Maar voor nu: gaan om te leren kan je kijk op
lijden zo verrijken. Gaan naar lijdende mensen dichtbij, in de straat, in onze
gemeente, of ook: lijdende mensen ver weg, in andere landen, culturen en
geschiedenissen.
Gaan om te leren omdat de Zoon zo ging. De zending van
de Zoon zet de zending van zonen en dochters over de wereld in beweging. Het
brengt ons tot de overtuiging dat zending gaat langs de weg van ‘komen in het
vlees’; dat mission ‘incarnational mission’ is. Ondanks alle kosten, moeiten,
obstakels en blokkades: het intens en intensief delen van het hele leven is tot
zegen voor de verkondiging en groei van Gods Koninkrijk. Wat een pracht van een
roeping!
Ga, deel je leven
En o ja, geïnspireerd? Welkom op de GZB-dag, met als
thema ‘Ga, deel je leven'...
[1]
John Stott, ‘De christen als tijdgenoot’.Uitgeverij Novapres (Apeldoorn 1996),
pag. 347-348.
[2]Lesslie Newbiggin, ‘The Gospel in a
Pluralist Society’. Wm. B. Eerdmans Publishing Co.(Great Britain 1989), pag. 141.
[3]
Uit een preek van Stott, gehouden op the Keswick Convention, July 17,
2007: https://www.churchtimes.co.uk/articles/2007/27-july/comment/our-christian-task-becoming-like-jesus
[4] Lesslie Newbigin, ‘The Open
Secret’.SPCK Publishing (Londen 1987).
[5]
André
Jansen in ‘Betrokken in Gods missie’: ‘De praktijk (van wederkerigheid, AJM)
begint met samen bidden en bijbellezen, over taal- en cultuurgrenzen heen,
en daarbij holistisch luisteren naar elkaar, met aandacht voor de hele mens
tegen de achtergrond van zijn context en geschiedenis.’ in Jan van ’t Spijker
e.a., 'Betrokken in Gods missie' – basisboek Missiologie’. Kokboekencentrum
(Utrecht 2023), pag. 138.
[6]
Tim Keller, ‘Centrumkerk’. Uitgeverij
van Wijnen (Franeker 2014), pag. 111-112.
[7]
Gerrit Noort: ‘in de
tussenruimte is de gelovige zowel luisteraar als verkondiger', in:Tim
Keller, ‘Centrumkerk’.
Uitgeverij van Wijnen (Franeker 2014), pag. 129.
[8]
Tim Keller, ‘Centrumkerk’.
Uitgeverij van Wijnen (Franeker 2014), pag. 95.
[9] Samuel Wells, ‘A Nazareth Manifesto –
being with God’. John Wiley & Sons Ltd (West Sussex 2015), pag.
23-24.